Ontdek Oprechte Muziek!

Recensie: Two Gallants – The Bloom and the Blight

« Audio Upload: 4 gratis tracks van onbekende talenten | Recensie: Emanuel and the Fear – The Janus Mirror »

Het album dat je opzet als je kwaad bent, of juist euforisch. Om hard, snoeihard, mee te schreeuwen wanneer je alleen in de auto zit. En dat je dan scheller klinkt dan zanger Adam Stephens.

Dat album is ‘The Bloom and the Blight’ van Two Gallants, een duo die naast de zanger bestaat uit drummer Tyson Vogel. Om kort te gaan: een band die heel erg hard rockt. Blues rock, met een stevige lik grunge. En dan nog wat folk daarbij. Zeg het maar…

Grote kracht
Jawel, Two Gallants snerpt werkelijk door je gehoorgang, schuurt het slakkenhuis en hamert, vol overgave, op je trommelvlies.
Nu is die overgave die dit duo in zijn songs legt meteen ook de allergrootste kracht. Er komt een energie bij vrij die elke mogelijke tekortkoming compenseert. En ergens is dat wel nodig. Een beetje dan.

Stevige bite
What you hear is what you get. Anders gezegd: Veel diepte kennen de composities van Two Gallants niet. Ze gaan er in als zoete koek met een stevige bite, zoveel is waar. Er vallen echter geen dubbele bodems te ontdekken, geen onvermoede kant komt naar boven. En dat is in het geheel niet erg.

Meeschreeuwers als ‘Ride Away’ en ‘My Love Won’t Wait’ worden sterk afgewisseld met breekbare ballads als ‘Broken Eyes’ en het meeslepende ‘Decay’ (mooie partij cello aldaar!). Deze twee uitersten komen uiterst lekker bijelkaar in het nummer ‘Winter’s Youth’. Een aanvankelijk lieflijk lied dat vrij onverwacht in het rood gaat. Op ‘Sunday Souvenirs’ wordt het album uiterst subtiel afgesloten met een prachtig stukje samenzang.

Vaste waarde
Albums als ‘The Bloom and the Blight’ heb je nodig in je platenverzameling, het zijn vaste waarden, zekerheidjes. Deze plaat geeft zichzelf al gauw prijs, en dat is nu eens helemaal niet erg. Je weet namelijk van meet af aan precies wat je krijgt; Datgene wat je nodig hebt.

« Audio Upload: 4 gratis tracks van onbekende talenten | Recensie: Emanuel and the Fear – The Janus Mirror »